Icek Rafalowicz

De familie Raphalowiz is in de Tweede Wereldoorlog door de nazi-terreur zwaar getroffen. De meesten zijn getransporteerd naar Auschwitz en Sobibor en daar vermoord. Slechts een paar familieleden hebben de oorlog overleefd, zij konden onderduiken. Van één lid van de familie is bekend dat hij heeft deelgenomen aan het verzet tegen de bezetter: Icek Rafalowicz12, aan hem is daarom deze pagina gewijd. Ik vertel het verhaal van zijn leven, zoals ik dat heb kunnen reconstrueren uit bronnen en verhalen die zijn overgeleverd.

Veel gegevens zijn ontleend aan het naturalisatiedossier van Icek, en aan zijn dossier bij de Stichting 1940 – 1945. Deze dossiers zijn beperkt openbaar, wat wil zeggen dat ze slechts zijn in te zien na verleende toestemming. Het naturalisatiedossier van Icek wordt openbaar in 2025.

Icek Rafalowicz werd geboren op 23 april 1899 in het Poolse dorp Radzjiejov3. Zijn ouders waren Salomon Rafalowicz, kleermaker, en Marjem Sluzewski. Icek was de zevende van tien kinderen, zes meisjes en vier jongens. Hij doorliep de lagere school in het 40 kilometer verderop gelegen Włocławek en werd vervolgens opgeleid tot elektricien3.

Het is niet helemaal duidelijk wanneer Icek vanuit Polen naar Amsterdam is vertrokken (dat was vermoedelijk in 1918), wel valt te raden waarom, wegens het toenemend antisemitisme in Polen, en Amsterdam was al bekend in de familie. Salomon en Marjem hadden er al eerder gewoond, van 1887 tot 1901, met twee, later vier kinderen. Opmerkelijk genoeg staat Icek (geboren in 1899) hier niet bij vermeld. Ook een broer van Salomon, Philip, was hier in 1888 met zijn gezin komen wonen4.

Icek bezat oorspronkelijk de Poolse nationaliteit, doch heeft deze volgens een schrijven van het Poolse Ministerie van Buitenlandse Zaken in 1923 verloren, omdat hij in 1920 Polen heeft verlaten en niet aan zijn militaire verplichtingen heeft voldaan3.

Op 1 februari 1920 gaat Icek in Amsterdam wonen, op Nieuwe Keizersgracht 15, bij zijn oudere broer Sander, die in 1914 vanuit Parijs was gekomen. In het vreemdelingenregister van de Amsterdamse politie wordt Icek ingeschreven op 21 augustus 1922. Adres van herkomst: Piekanka 2, Włocławek3.

In Amsterdam gaat Icek aan de slag, als elektricien. Eerst in dienst bij de Gebrs. Engers, handelaren in elektrotechnische artikelen, Amstelstraat 41. Hier bleef hij ongeveer 8 maanden. Daarna was hij als elektricien circa 3 maanden in dienst van J. Biet, Plantage Kerklaan 26. Vanaf 1923 is hij voor eigen rekening zaken gaan doen. In het begin vanuit zijn woning Nieuwe Keizersgracht 37, waar hij in 1926 naartoe was verhuisd5, later in een eigen perceel Rijnstraat 131. Hij had bij het uitbreken van de oorlog een ‘goede zaak’, waarin hij met 3 monteurs werkte en die ook was gevestigd Rijnstraat 1313.

Op 26 april 1930 dient Icek een verzoek in om genaturaliseerd te worden tot Nederlander3. Hij is stateloos, omdat hij de Poolse nationaliteit verloren heeft. Iets meer dan een jaar later, op 13 mei 1931, trekt Icek zijn verzoek voorlopig in, omdat de door de Nederlandsche Regering verlangde verklaring betreffende zijne militaire vervullingen ‘jegens den Poolschen Staat’ niet kan worden overgelegd.

In verband hiermee verzoekt hij om terugbetaling van de reeds gestorte naturalisatiekosten: 200 gulden3.

(Begrijpen doe ik dit niet, immers in het naturalisatiedossier zit ook een Note Verbale van het Poolse Ministerie van Buitenlandse zaken, van 7 januari 1931 met daarin een verklaring omtrent Icek’s onttrekking aan de militaire dienst3.)

Edda en Icek, detail uit een familiefoto, coll. Armand Rafalovitch.

In 1938 trouwt Icek met Edda Parzenczewska, geboren in Ostrow (Polen), dochter van Machel Parszenszenski, godsdienstleraar, en Golda Graden. Het gezin Parzenczewski was in een paar plukjes tussen 1927 en 1930 vanuit naar Amsterdam gekomen. Icek en Edda waren beiden vol overgave betrokken bij de activiteiten van de Oostjoodse Cultuurvereniging Anski, de Jidisjer Arbeter-Koeltoer-Kraiz Sj. Anski in Amsterdam6. Anski was in augustus 1921 opgericht, en richtte zich onder meer op het onderhouden van de Jiddisje cultuur, door het verzamelen van teksten en beleggen van bijeenkomsten, en op de opvang van straatarme Oostjoden, die vanuit Rusland hier naartoe trokken, of die op doorreis waren naar Engeland of Amerika7 8. Icek ving die vluchtelingen op, en was “de spil van het goede”9. Edda ontwikkelde haar talent voor de bühne-kunst bij de toneelgroep van Anski10. Na de oorlog werd Icek voorzitter van het heropgerichte Anski.

In de oorlog, in 1941, werd dochter Mira geboren.

De uit Oost-Europa afkomstige Joden wisten, door hun eigen ervaringen, heel goed wat ze van de nazi’s te verwachten hadden. Icek was zowel tijdens als voor de oorlog betrokken bij de bestrijding van het nationaal-socialisme11.

In het dossier van Icek bij de Stichting 1940 – 194511 zitten een aantal verklaringen waaruit het volgende blijkt: Icek zorgde voor verspreiding van anti-nazi-lectuur onder de leden van Anski. In 1933 al lichtte hij de toenmalige rector van de Leidse Universiteit, Johan Huizinga, in over de antisemitische geschriften van Johann von Leers, die daar deelnam aan een internationale conferentie en die daarop verzocht werd de conferentie te verlaten. Tijdens de oorlog was Icek betrokken bij de smokkel van stamkaarten uit de Hollandsche Schouwburg, hard nodig voor de voedselvoorziening van onderduikers. Deze werden doorgespeeld aan Leo van Gelder, van de Waarheidsgroep. Hij was betrokken bij een verzetsgroep die zich bezighield met het vervalsen van persoonsbewijzen en andere papieren. Ook gebruikte hij zijn vakkennis door verzetslieden van radiotoestellen te voorzien en onderdelen voor zendinstallaties te leveren.

Bij zijn verzetswerk had Icek valse persoonsbewijzen nodig, die werden voorzien van speciaal gemaakte pasfoto’s. Deze (eentje mét, en eentje zonder bril) werden gemaakt op ongeveer 28 mei 1943 door de Amsterdamse fotografe Annemie Wolff en staan, samen met foto’s van ruim 400 anderen en hun verhalen, in het prachtige Op de foto in oorlogstijd, samengesteld door Tamara Becker en An Huitzing12

Aan het verzetswerk van Icek kwam abrupt een einde nadat hij verraden was (volgens meerdere verklaringen door Daniël Blom, kort daarop geliquideerd) en drie SD’ers op 8 juni 1943 een inval deden in zijn woning, Rijnstraat 131. Icek wist zich nog juist te verstoppen onder de vloer, maar de ook op hetzelfde adres aangetroffen Edda en haar bij hen ondergedoken bejaarde moeder Golda werden meegenomen. Toevallig, want de SD’ers verklaarden: “Wij zoeken niet de Jood, doch de man die veel misdaden gepleegd heeft, zoals vervalsen van persoonsbewijzen, stamkaarten en andere (documenten)”11.

Edda en Golda werden de volgende dag van het politiebureau in de Pieter Aertszstraat11 via het Bureau Joodsche Zaken, Paulus Potterstraat 713, overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg. Het lukte leden van Iceks verzetsgroep om Edda via de zolder van de Schouwburg weg te halen. Haar moeder wilde niet mee. Ze zei: “Ach, ik heb een goed leven geleid. Dan moet ik maar hard werken, hoe erg kan dat zijn?”12 Golda Graden werd op 23 juli in Sobibor vermoord.

Het gezin Rafalowicz moest onderduiken, dochter Mira werd ondergebracht op een adres in Amsterdam, Icek en Edda verbleven op een aantal adressen, aanvankelijk in Amsterdam, later in Oegstgeest en in Beekbergen. Allen overleefden de oorlog.

In 1946 kregen Icek en Edda een zoon.

Na de oorlog was Icek betrokken bij ORT (Organization for Rehabilitation and Training), een organisatie die na 1945 belangrijk werk deed voor uit de kampen afkomstige ontheemden, ‘displaced persons’. Zo werd in Amsterdam o.m. een elektrotechnische opleiding ingesteld voor Joodse kinderen.

Ook met het na de oorlog voortgezette Anski is Icek nauw betrokken gebleven. Tijdens een korte bloeiperiode werden toneelstukken opgevoerd, ook werd jaarlijks de opstand in het ghetto van Warschau herdacht. In 1971 werd nog het 50-jarig bestaan herdacht14.

Icek getuigde na de oorlog bij een aantal processen tegen een aantal beruchte landverraders, o.a. Abraham Puls, Gerrit Mozer en Peter Schaap11.

Iceks bedrijf was in de oorlog door de bezetter geliquideerd, hun woning ingenomen door een NSB-er die er nooit uit is gegaan, maar hij begon opnieuw in 1947 en wist zijn zaak uit te bouwen tot een succesvolle gas- en elektrawinkel in de Rijnstraat.

Advertentie NIW 27 juli 1962

In 1949 werd Icek (eindelijk en pas na voorspraak van bekende verzetsmensen) tot Nederlander genaturaliseerd, bij ‘WET van 25 Februari 1949, houdende naturalisatie van Camill Beck en 21 anderen15.

Icek Rafalowicz overleed in Amsterdam, op 19 september 1990. Hij werd 91 jaar. Edda overleed een paar jaar later, op 19 januari 1994, 82 jaar oud. Hun dochter Mira, dramaturge, vertaalster van Jiddisje literatuur en drijvende kracht achter een aantal Jiddisje festivals16, overleed in 1998, zij werd 57 jaar.

  1. Iceks plaats in de Raphalowiz-genealogie is hier te zien[]
  2. Icek is de Poolse naam, in de Amsterdamse bevolkingsadministratie wordt Icek vermeld als Izaak. Echtgenote Edda Parzenczewska heet daar: Esther[]
  3. Naturalisatiedossier Icek Rafalowicz, in Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie, Verbaalarchief, 1915-1955; Kabinetsarchief, 1915-1940, nummer toegang 2.09.22, inventarisnummer 13194[][][][][][][][]
  4. Bevolkingsregisters 1874 – 1893, website Stadsarchief Amsterdam, https://archief.amsterdam/indexen/bevolkingsregisters_1874-1893[]
  5. Gezinskaart Icek Rafalowicz, Gezinskaarten 1893-1939, website Stadsarchief Amsterdam, https://archief.amsterdam/indexen/gezinskaarten_1893-1939[]
  6. Justus van de Kamp, in: Oostjoodse Passanten en Blijvers (red. Peter Tammes), hoofdstuk 5-4: De familie Rafalowicz. Van ‘Raphalowitz’ tot RAF[]
  7. Minny Mock-Degen, ANSKI: 50 jaar Jiddisje immigrantencultuur (deel 1), NIW 20 augustus 1971[]
  8. Ariane Zwiers, Anski – Een Jiddisje vereniging in Amsterdam, Waanders Uitgevers, 2023[]
  9. Interview met Edda Parzenczewska, NIW 20 maart 1992[]
  10. Leo Hoost, Edda Rafalowicz: beroepsniveau in het amateurisme, NIW 5 december 1958[]
  11. Stichting 1940 – 1945, dossier I. Rafalowicz (2487[][][][][]
  12. Tamara Becker & An Huitzing – Op de foto in oorlogstijd, Studio Wolff 1943, Lecturis 2017, p. 211 – 212[][]
  13. Politiemeldingsrapporten 1940 – 1945, website Stadsarchief Amsterdam, https://archief.amsterdam/indexen/politierapporten_1940-1945.[]
  14. Minny Mock-Degen, ANSKI: 50 jaar Jiddisje immigrantencultuur (deel 2), NIW 27 augustus 1971[]
  15. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 1949, No. J90[]
  16. https://theaterencyclopedie.nl/wiki/Mira_Rafalowicz, geraadpleegd 28 augustus 2019[]